Etnografica en moderne kunst

De invloed van de Afrikaanse kunst of meer algemeen de ‘wereldkunst’, op de moderne Westerse kunst valt nauwelijks te overschatten.

Moderne kunst, etnografica en weerstand

Ruim honderd jaar geleden omarmden onder meer Pablo Picasso en de kunstenaars van Die Brücke in Duitsland (Ernst-Ludwig Kirchner, Karl Schmidt-Rottluff, Erich Heckel e.a.) de ‘primitieve kunst’. Het is niet overdreven te zeggen dat Picasso zijn beroemde Les Demoiselles d’Avignon (1907) pas kon schilderen nadat hij Afrikaanse maskers had gezien.

Ook schrijvers en dichters als bijvoorbeeld de Fransman Guillaume Apollinaire voelden zich aangetrokken tot de ‘oerkracht’ van de beelden en schilderingen van de ‘wereldkunst’.

In eerste instantie werd dit destijds met dedain bekeken. “Het zei veel”, zo schreef een Nederlandse hoogleraar antropologie in de jaren twintig, “over de diepe roerselen van de kunstenaars die met een waarlijk benijdenswaardig zelfvertrouwen het zielenleven van den primitieven medebroeder in hun eigen, min of meer vage aandoeningen en indrukken menen terug te vinden”.

Erkenning musea en grote veilinghuizen

Na de ‘eerste golf’ van erkenning en waardering door kunstenaars volgde de culturele wereld als geheel. Het Stedelijk Museum in Amsterdam maakte eind jaren twintig een tentoonstelling met ‘negerkunst’, zoals men dat toen noemde.

Het duurde even, maar uiteindelijk werd het pleit volledig gewonnen. Invloedrijk was een tentoonstelling in 1963 over West-Afrikaanse Senufo-beelden in het Museum of Primitive Art in New York. In 1979 bracht een Kota-beeld bij Christie’s 5,5 miljoen dollar op. In 2014 wisselde bij Sotheby’s voor 12 miljoen dollar een vrouwenbeeld van het Senufo-volk in Burkina Faso van eigenaar. Veilingexperts denken dat de prijzen verder omhooggaan met de komst van de superrijken uit Qatar, Dubai en China.

Eclectische smaak

In het Financieel Dagblad werd toen de ‘Tribal art’ uit zijn niche begon te kruipen uit de mond van taxateurs van veilinghuizen opgetekend: “Naast de gespecialiseerde verzamelaars maken ook liefhebbers van moderne en hedendaagse kunst er jacht op. Niet om het verhaal erachter, maar gewoon, omdat ze het mooi vinden. De prijzen stijgen navenant. Het zijn de liefhebbers van moderne en hedendaagse kunst die voor een emancipatieslag op de kunstmarkt hebben gezorgd.

Zij hangen een Afrikaans masker naast een schilderij van Jan Schoonhoven en combineren dat met een meubel van oma en een hedendaagse designbank.” Wat je vandaag de dag met evenveel recht kan stellen.

Missionarissen

Verder terug gaand in de tijd begon de verkoop van ‘Tribal art’ in feite al eind 19e eeuw door de missionarissen die de beeldjes van hun overzeese tochten meenamen. Zij hadden echter weinig oog voor de artistieke waarde, maar zagen er vooral ‘heidense afgoderij’ in. Die weliswaar toch wat centen op kon leveren bij verkoop – de verspreiding van het geloof kostte immers ook een hoop geld.

Sindsdien is er in de waardering – in artistieke en financiële zin – dus veel gebeurd.

Moderne Afrikaanse kunst

In Afrika hield de ontwikkeling van de artistieke uitingsvormen echter niet op na de met rituele oogmerken vervaardigde objecten en schilderingen. Ook hier wordt een slag gemaakt naar een ‘modern’, hedendaags jargon. Een heel grappig omslagpunt in dezen wordt gevormd door de zogenaamde ‘kappersborden’.

Aanvankelijk werden deze gewoon met de bedoeling van reclame te maken geschilderd en op kapperszaken aangebracht. Waarbij de klant ook kon aanwijzen “doe mij maar een kapsel 14”. Sommige van deze schilders werden hierin echter zulke meesters, inclusief verfijnde (maar primitieve) spuittechnieken, dat deze kappersborden een waarde op zichzelf kregen.

Van deze meesters is Bikok T. Pierre dan weer de meest beroemde – in vele naslagwerken over tribale en hedendaagse Afrikaanse kunst worden zijn werken afgebeeld.

Hij en andere ‘reclameschilders’ waren de wegbereiders voor tal van hedendaagse kunstenaars die weer in die beeldtaal verder werken zoals o.a. Chérie Samba, Kasongo, F. Wande, Ancent Soi, P. Moke.

Een combinatie van snij- en schilderwerk is te vinden in de uit tropisch hardhout vervaardigde ‘bankbiljetten’ van Thomas Tchopzan. De laatste komt uit Kameroen en behoort tot de Bamileke stam.

Met dank voor de bijdrage van gastcurator Pieter Entrop