(een korte film over Rob Scholte door Lex Reitsma)

Rob Scholte

Rob Scholte (1958) studeerde o.a. aan de Academie Minerva in Groningen, de Vrije Academie in Den Haag en de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Hij maakte onderdeel uit van kunstenaars collectief W139 (Warmoesstraat 139). Midden jaren negentig doceerde hij enige tijd aan de kunstacademie van Kassel. Zijn werk kenmerkt zich door een postmodernistische aanpak rondom het thema “media”. Hij gaat daarbij te werk als een zeventiende eeuwse meester die samen met een groot aantal assistenten werken produceert rond soms banale onderwerpen in een hyperrealistische stijl.

Gimmick!

Aan het begin van zijn stormachtige carrière, stortte Scholte zich in het Amsterdamse nachtleven. De scene waarin hij zich bevond met andere kunstenaars zoals Peter Klashorst was het onderwerp van de bestseller “Gimmick!”, tevens het debuut van de schrijver Joost Zwagerman die zich ook in het wereldje bevond dat draaide om de nachtclub ROXY en andere feestjes met veel vrouwen, drank en cocaïne. Ondertussen brak Scholte vanuit zijn atelier in de Amsterdamse binnenstad door.

Succes

Scholte had al vroeg in zijn carrière veel succes. In 1982 debuteerde hij samen met Sandra Derks van het collectief W139 met het “meesterwerk” Rom 87: een serie variaties op kinderkleurplaten. In 1984 exposeert hij in The Livingroom. Eind jaren ’80 had hij al een solotentoonstelling in het Museum Boymans Van Beuningen “How to star”. In 1987 was werk van Scholte te zien op Documenta en in 1990 richtte hij het Nederlandse paviljoen in op de Biënnale van Venetië. In 1991 schilderde hij de plafonds van de replica van Huis Ten Bosch in Nagasaki. In 1995 stelt Scholte zijn opgeblazen auto tentoon in het Amsterdamse Arte et Amicitiae onder de titel “Bits and pieces”. En tegenwoordig toont hij zijn werk in Den Helder in het Rob Scholte museum, tevens zijn woning en atelier.

Scholte over zijn eigen werk

“Ik monteer en kloon. Noem mij maar de Mengele van de schilderkunst.”

Thematiek

Scholte is een vertegenwoordiger van het postmodernisme. En als alles in de geschiedenis al eens is gedaan, kun je naar hartelust citeren en combineren in een persoonlijke mix van lagen en duizelingwekkende grappen die Scholte zelf “betekeniskubisme” noemt. Scholte’s werk draait grotendeels rond de media, hun uitwerking op ons en hoe ze gemanipuleerd kunnen worden. Onderliggende thema’s zijn waarde, geld en macht. Op ongrijpbare wijze provoceert hij: bijvoorbeeld met het idee van de kunstenaar die geld kan drukken als een bank, uitgedrukt in zijn serie zeefdrukken over monopolygeld, ondertussen met quotes strooiend als:”Ik ben zo commercieel als de pest!” Vaak dienen media-uitingen als inspiratie. Zo schilderde hij in een vroeg werk een krantenartikel met kritiek op zijn werkwijze als kunstenaar minutieus na. Vaak neemt Scholte een beeld uit de massa media en voorziet dit van een geheel nieuwe context. Het onderscheid tussen hoge en lage cultuur is hierbij irrelevant. Kunst en het werkelijke leven kunnen elkaar, net als bij Scholte’s held Duchamp hierbij heel dicht naderen maar vanuit een betekenisgevende context. Geweven tapijtjes naar het “huilende zigeunermeisje” kunnen net zo goed de basis vormen voor zijn werk als een citaat op een schilderij van Manet of Titiaan. Als collagist verwerkt hij bijvoorbeeld verpakkingen van consumentengoederen tot composities. Reclamefolders en het Copyright teken vormden ook al de basis voor zijn schilderijen. Reproduceerbaarheid was voor Scholte hierbij juist een plus. Vanuit zijn beeldarchief maakt hij een eerste selectie en komt tot een plan. Samen met zijn assistenten werkt hij dit plan op ambachtelijke wijze uit tot een vaak reproduceerbaar nieuw beeld dat hij dan voorziet van een handtekening. Scholte ziet zijn rol als kunstenaar niet als die van een gekweld genie dat eenzaam op een zolderkamer werkt aan onbegrepen meesterwerken maar als die van iemand die midden in het leven staat. Hij wilde breken met de generatie kunstenaars voor hem zoals Jan Dibbets, Stanley Brouwn en On Kawara. Net als een van zijn grote voorbeelden: Max Ernst ziet hij het niet vinden van zichzelf, zich niet vastleggen in een eindeloos herhaalde persoonlijke stijl als een belangrijke kwaliteit. Voortdurend verlegt hij zijn grenzen naar nieuwe ongrijpbare horizonten, de kunstkritiek (hopelijk) in verwarring achterlatend. Dit mag ook best met een knipoog gebeuren. Wat Scholte betreft is humor van wezenlijk belang en zijn Laurel en Hardy minstens zulke grote filosofen als Wittgenstein. Ook autobiografische elementen vormt hij om tot nieuwe beelden zoals in zijn serie “Bergensche School – 13 dorpsgezichten” die een link heeft met zijn jeugd: hij groeide op in dorpen in Noord-Holland. Ook zijn ambachtelijkheid en vakmanschap voor Scholte van wezenlijk belang. Toch is Scholte’s werk niet zonder boodschap. De nieuwe context van een beeld kan ook een kritiek tot uiting brengen bijvoorbeeld. Juist de combinatie van gelaagdheid en het bijna ontbreken van een persoonlijk handschrift in de technisch hoogstaande uitvoering is een commentaar op de cultus van het diep doorvoelen van persoonlijke emoties bij kunstenaars uit eerdere generaties. Het technisch perfect uitvoeren leidt tot een vervreemding die het werk een bijna anonieme kwaliteit geeft en is juist daardoor een commentaar op de kunstenaarsmythe. Ook het gebruik van assistenten hoort hierbij of het gebruik van projectie en computermodellering als hulpmiddelen. Tegelijkertijd is een technisch perfect uitgevoerde Vermeer ook in staat je iets ander te laten ervaren: een gelaagdheid die de technische uitvoering helemaal niet in de weg staat. Net als een Rembrandt die toevallig grotendeels door Gerard Dou is uitgevoerd, toch een Rembrandt kan zijn: een uitdrukking van diens visie op het werk.

Mediapersoonlijkheid

Het thema “Media” komt ook terug in zijn kunstenaarschap door zijn eigen rol als mediapersoonlijkheid. Eindeloos zet hij de media in het algemeen en de kunstkritiek op het verkeerde been met schijnbaar provocerende uitspraken die de “kunstenaarsmythe” aan de kaak stellen. Hierdoor is hij in de jaren tachtig en negentig al een echte mediapersoonlijkheid. Behalve dat Scholte een gevierd kunstenaar is, baart ook zijn privé-leven opzien, o.a. door de bomaanslag op zijn auto in 1995 in Amsterdam waarbij hij zijn onderbenen verloor; maar ook door zijn huwelijk met actrice Micky Hoogendijk (met wie hij trouwde in ROXY) en recentelijk door zijn conflict met de gemeente Den Helder over het Rob Scholte Museum (tevens zijn woonhuis) dat hij daar vestigde in een pand van de gemeente. Den Helder bleek het voormalige postkantoor later toch liever ergens anders voor te willen gebruiken. Ook toen Scholte zich na de bomaanslag op zijn auto enkele jaren terugtrok op Tenerife om rustig te werken en wonen met zijn vrouw op het eiland, bleven de televisieploegen op bezoek komen. Hoewel hij nu ook de strijd om zijn museum in den Helder verloren lijkt te hebben in hoger beroep en het postmodernisme niet meer de belangrijkste stroming van de dag is, is Scholte ook vandaag nog een invloedrijk kunstenaar wiens spel met de media en vakmanschap hem ver hebben gebracht. Zijn werk is opgenomen in de collecties van Museum de Fundatie, het Stedelijk Museum Amsterdam en vele andere collecties en hij is een household name geworden.