(Een film over Klaas Gubbels door zijn vriend Cherry Duyns)

Sinds 1958 werkt Klaas Gubbels in een voormalig koetshuis in de bossen rondom Arnhem. Hij huurde het ooit voor 1 gulden in de maand van de boswachter en is er altijd gebleven. In 1978 tekende hij voor het eerst zijn koffiekan, of “koffieketel” zoals hij ze zelf graag noemt. Sindsdien heeft hij er duizenden uitgevoerd als tekening, schilderij, beeld of monument in de openbare ruimte. Van piepklein tot zes meter hoog. Soms schildert hij ze in twintig minuten, soms is hij er maanden mee bezig. Onvermoeibaar. Iedere dag gaat hij naar zijn atelier en werkt hij aan zijn schilderijen ook nu hij dik in de tachtig is. Het is een routine (“Eentonigheid is mijn grootste inspiratiebron. Verschrikkelijk.“) die hij met passie blijft volhouden tot het bittere einde.

Behalve de bekende koffiekannen en tafels en stoelen kan het ook gaan om andere dagelijkse gebruiksvoorwerpen zoals koffiekopjes, flessen en trechters. De laatste jaren ligt de nadruk op de koffiekan. Het feit dat het om heel gewone, bijna saaie voorwerpen gaat heeft iets bevrijdends. Tijdens het schilderen of assembleren van een nieuwe compositie verdwijnt het onderwerp als het ware naar de achtergrond en is de techniek, de inspiratie en het toeval van het moment, van de ingeving alles bepalend. Gubbels weet dat hij slaagt wanneer iets in het proces en het resultaat hem raakt. Hierbij volgt hij zijn intuïtie en stemming maar ook eigen strenge onuitgesproken regels die hem weerhouden van mooi-schilderen. Waarheid boven schoonheid. Eenvoud, directheid en ironie boven esthetiek.

Klaas is geboren in Rotterdam. Zijn vader was sportmasseur. Klaas ging naar de ambachtsschool, naar eigen zeggen omdat hij nooit wilde leren. Omdat zijn moeder bij de Bijenkorf werkte, kreeg hij daar na zijn schooltijd een baantje in het reclame-atelier waar hij in aanraking kwam met de ambachtelijke kant van het reclameschilderen. Hier deed hij een van zijn vroegste herinneringen op aan een geabstraheerde koffiepot toen hij een etaleur met koord een omtrek van een koffiepot op de vloer zag leggen. Hij volgde in Rotterdam zijn eerste cursussen aan de Willem de Kooning Academie. Ook zijn tafels als onderwerp hebben een sterke associatie met Rotterdam. Als kind zag hij tijdens het bombardement van Rotterdam in een brandend huis een brandende man in kleermakerszit op een tafel zitten. Dat beeld bleef hem altijd bij. Naar eigen zeggen is zijn Rotterdammer-zijn ook verbonden met de eenvoud van zijn onderwerpen. Ook zijn vroegste helden hebben een band met Rotterdam, zoals de schilder Willem de Kooning. Andere schilders die hij noemt als voorbeelden of inspiratiebronnen of met hem in verband worden gebracht zijn overigens: Jan Schoonhoven, Morandi, Modigliani, Duchamp, Man Ray, Léger en Bourgeois.

Op zijn zeventiende, in de vroege jaren vijftig vertrok hij met zijn moeder richting Arnhem omdat zij hertrouwde met een man die daar woonde. In Arnhem bezocht hij voor het eerst fulltime de Kunstacademie. Hij maakte er interessante vrienden. Eind jaren vijftig was hij bijvoorbeeld lid van de groep NADA met onder andere Jan Cremer. Aan de academie kreeg hij onder andere les in het schilderen van stillevens. Iets dat hij aanvankelijk ongelofelijk saai vond. Toch werd in die lessen de kiem gelegd voor het schilderen van de typische voorwerpen die zijn oeuvre bevolken. Hij zou ze alleen los gaan maken van zichzelf. Juist in dat saaie begon hij een uitdaging te zien. Gubbels zelf hierover:

Ik wil bewust dat saaie omdraaien. Dus dat het saaie iets is.

Het is begonnen met een stilleven. Toen is daarbij gekomen de la van de tafel, dus waar het stilleven op stond. Toen zijn er steeds langere poten bij gekomen, tot het resultaat dat het een complete tafel met stilleven was. En daarna is het proces begonnen om steeds minder op die tafel te zetten en te kijken of ik met een lege tafel evenveel spanning kon krijgen als met iets erop. Dat was toch wel wat om zo’n leeg ding te maken, in plaats van een stilleven, potje, blaadje erbij, laatje eronder. Ik wou kijken of ik de spanning tussen de poten kon krijgen

Aanvankelijk schilderde hij tafels. Tafels met servies erop, tafels met mensen eromheen. Geleidelijk aan begonnen die tafels een steeds zelfstandiger bestaan te leiden. Tafel na tafel tekende en schilderde hij. Ze werden steeds abstracter, De poten werden langer. De ruimte rond de tafel speelde een rol. De tafel was geen tafel meer maar een drager van een bepaalde sfeer.

Gubbels stelde deze werken met tafels tentoon bij zijn destijds vaste Amsterdamse galerie Espace. Daar stelde iemand hem op een dag de vraag:”Kun je niet eens iets anders maken dan alleen tafels?” Rond die tijd is hij meer en meer koffiekannen gaan schilderen en verwerken in assemblages: composities die weinig tot niets meer te maken hebben met de functie van de koffiekan en alles met het proces van het bevrijden van de vorm. Dan weer heeft de “ketel” benen of poten, dan weer is het een hartvormige ketel (in odes aan zijn vrouw), koffiekannen met vleugels of dubbele handvatten, opgestapelde koffieketels etc. Gubbels: “Ik gebruik de koffiepot om iets te maken. Misschien misbruik ik hem wel. Als een misdadiger sla ik toe…Mijn werken gaan over schilderen, niet over koffiepotten.

Naast grafisch werk, maakt Klaas Gubbels ook foto’s, collages, assemblages, objet-trouvés, theaterdecors en beelden van glas of metaal. Ook in deze andere media keren zijn vaste onderwerpen in al hun eenvoud maar altijd ambachtelijk uitgewerkt terug.

Gubbels is een ontspannen mens. Zijn hang naar eenvoud en routine hebben hem ver gebracht. Enkele jaren geleden was er bijvoorbeeld een overzichtstentoonstelling van zijn werk in het Museum voor Moderne Kunst Arnhem. Zijn werk wordt internationaal geëxposeerd en door zijn tafels en koffiekannen is hij welhaast een household name geworden. Bijna iedere particulier die kunst verzamelt in Nederland kent of heeft een koffiepot of platgeslagen tafel in zijn collectie of op haar verlanglijstje. Bij de meeste mensen gaat wel een belletje rinkelen als je begint over “die man van de koffiekannen”. Hij kan dan ook prima leven van zijn kunstenaarschap. Toch denkt hij niet alleen over zijn leven als een succesverhaal. Hij had in zijn eigen ogen verder kunnen komen als hij meer had gehouden van netwerken, meer had gegeven om boekenwijsheid en zijn talen had geleerd zodat hij met meer plezier had kunnen socializen met internationale galeriehouders en museumdirecteuren en misschien bijvoorbeeld een overzichtstentoonstelling van zijn werk in het Stedelijk Museum Amsterdam had kunnen krijgen. Ook heeft hij er spijt van dat hij zijn beste werk vaak achterhield omdat hij het eigenlijk niet kwijt wilde.

Naast zijn werk als kunstenaar heeft Gubbels ook jarenlang lesgegeven aan de Academie van Rotterdam.