(een film over Emo Verkerk door Carin Goeijers)

Wanneer Emo Verkerk (Amsterdam, 1955) een biografie leest en de protagonist ontroert, verwondert of maakt indruk dan wijdt hij een schilderij aan die persoon. Zijn atelier staat dan ook vol met biografieën. Het begon ooit in 1977 met een aantal portretten van de schilder Francis Bacon. Verkerk las als filosofiestudent (1974-1976 (gesjeesd)) een bundel interviews met Bacon door de kunstcriticus David Sylvester en raakte geïnspireerd. De wijze waarop Bacon sprak over zijn kunst, trof Verkerk als filosofie in de praktijk. Wat hem aansprak in het kunstenaarschap was ook het aspect van zelfonderzoek. Het leek hem een weg naar het worden van een aardiger en wijzer mens.

Een jaar later gooide hij het roer dan ook definitief om (“je bent schilder of je bent het niet”) en begon te schilderen bij Ateliers ’63 in Haarlem (1978-1980) onder Jan Dibbets. Zonder gesprek werd hij aangenomen op basis van een stoel en zes tekeningen. Al in de jaren tachtig maakte hij furore, aan het eind van dat decennium leidend tot een grote overzichtstentoonstelling in het Stedelijk (1988).

Na zijn portretten van Francis Bacon zullen er nog vele volgen: van George Simenon tot Julius Caesar en van Pablo Picasso tot Kamagurka. Of hij nu Spinoza schildert of Samuel Beckett, Edgar Allan Poe of Sjostakovitsj: het zijn allemaal mensen waar Verkerk iets mee heeft of die hij bewondert: ze raken een persoonlijke snaar bij hem. Het zijn vaak mannen (een enkele vrouw daargelaten) die naast bewondering ook mededogen opwekken door de kleinere of grotere vlekjes aan hun persoonlijkheid zoals alcoholisme of andere zwakheden. Toch ziet hij ze meer als held dan als underdog, maar wel als “helden van de wanhoop”. Lezen van biografieën is voor Emo Verkerk zoiets als je de hoofdpersoon eigen maken. En dat doet hij met alle middelen, waaronder schilderen.

Zijn portretten kunnen tekeningen zijn of schilderijen. Een enkele keer ook wijdt hij een object of beeld aan zijn helden. Ook stelt hij de portretten soms samen uit driedimensionale voorwerpen zoals spijkers, hout en stukjes metaal. Over het algemeen gaat het om schilderijen op allerlei ondergronden, variërend van marmer, triplex, een fietskettingkast, een emmer, een stuk gaas, blik of karton tot schilderslinnen.

Verkerk woont en werkt al decennialang in Den Helder, een plaats die hem rust en ruimte biedt en hem doet denken aan zijn jeugd aan zee. In zijn ruime atelier werkt hij het liefst in de namiddag consistent door aan een onderhavig werk. Verkerk werkt vooral niet doelgericht “cerebraal” maar in alle eenvoud. Toch kijkt hij na afronding vaak nog een dag of vier naar zijn werk voordat hij aan een nieuw werk begint, om te kijken of het wel “af” is.

Hij schildert in een quasi naïeve stijl waarbij hij kleuren, contrasten en materialen verkent op zijn eigen manier die hij sinds 1977 consequent toepast en verfijnt. Bij Ateliers ’63 had hij geen conventionele technieken geleerd zodat zijn stijl bij de verwerking van diverse materialen volkomen intuïtief en oorspronkelijk is gebleven. Binnen dit geheel eigen pad heeft hij een vrijheid en vrolijkheid ontwikkeld die ontwapent met onnavolgbaar onverwachte vondsten waarin weglatingen en toegevoegde contexten leiden tot een nieuwe blik.

Vaak zit er ook een dynamisch element aan zijn werk: een constructie of gebruiksvoorwerp dat opengevouwen of uitgeklapt moet worden om het portret te onthullen bijvoorbeeld. Het draait volgens Verkerk dan ook eerder om de waarneming dan om de voorstelling. Als het aan Verkerk ligt, is de schilderkunst dus nog lang niet dood. Hij wordt door velen beschouwd als een van de meest beduidende kunstenaars van de laatste decennia die de schilderkunst nieuwe wegen laat inslaan.

Emo Verkerk over zijn eigen werk:

“Vanaf 1987 maakte ik me gaandeweg, eigenlijk ongemerkt, los van het portret. Althans, van het beeld dat men heeft van het portret en waarvan ik slachtoffer was geworden. Gedoodverfd als held.”

“Kijken is een creatief proces. Het heeft niets te maken met waarneming, met het onderscheiden van iets dat buiten ons een eigen bestaan heeft…Nou natuurlijk heeft het wel met waarneming te maken, maar toch minder dan we vaak denken, snap je, dus in zoverre is alle kijken een illusie. Daarom is schilderen ook zo leuk. We maken al kijkend een wereld.”

Behalve historische figuren, schildert Verkerk ook portretten van mensen uit zijn omgeving. Een enkele keer maakt hij zelfs een zelfportret. Naast portretten, schildert Verkerk ook landschappen en maakt hij beeldhouwwerken en behalve mensen beeldt hij hierin ook graag dieren af, met name vogels.

Verschillende musea in binnen- en buitenland hebben tentoonstellingen gemaakt rondom Verkerk, waaronder: het Stedelijk Museum Amsterdam, Gemeentemuseum Den Haag, het Fries Museum, het Bonnefanten Museum Maastricht, Museum Voorlinden, Centraal Museum Utrecht, Boijmans van Beuningen en de Marian Goodman Gallery in New York. Ook is zijn werk opgenomen in tal van institutionele verzamelingen zoals die van: ABN AMRO, KPN, Akzo Nobel en Ahold.